Voordat de Cuba werd in 1492 ontdekt door Christoffel Colombus, werd Cuba slechts bewoond door indianen. Nadat Colombus Cuba had ontdekt, werd Cuba al snel een Spaanse kolonie. Cuba werd door de Spanjaarden gebruikt als doorvoerhaven en later opslagplek van alle kostbaarheden die ze uit Midden- en Zuid-Amerika haalden. De economie op Cuba begon te groeien.
In 1762 veroverden de Engelsen Cuba op de Spanjaarden. Ondanks de korte duur van de Engelse bezetting, slechts 11 maanden, zorgde deze periode voor een impuls aan de lokale economie. Er werden veel slaven naar Cuba gebracht, suikerplantages schoten als paddenstoelen uit de grond en handelsbeperkingen werden opgeheven. Na 11 maanden ruilden de Engelsen Cuba weer in voor Florida. De Spanjaarden profiteerden van de groeiende economie en de internationale handel in onder andere suiker.
In slechts 40 jaar tijd, van 1770 tot 1840, vertienvoudigde het aantal inwoners en het aantal slaven in Cuba. Uiteindelijk ontstond er steeds meer onenigheid tussen Cuba en Spanje en ontstond er een opstand. Na bemoeienissen van de Amerikanen, werd Cuba overgedragen aan de VS. In 1902 werd Cuba onafhankelijk van de VS. Uiteindelijk kwam in 1933, na weer een opstand, Fulgencio Batista aan de macht in Cuba. Tijdens zijn bewind groeide de economie van Cuba nauwelijks. Uiteindelijk nam Fidel Castro, na de Revolutie, de leiding over op Cuba.
Economie onder Fidel Castro
Fidel Castro had grote invloed op Cuba. Cuba werd een communistische staat en Fidel Castro ging een band aan met de Sovjet-Unie. De Sovjet-Unie zorgde deels voor een impuls van de Cubaanse economie, maar hier profiteerden de bevolking maar weinig van. Toen de Sovjet-Unie in begin jaren negentig de subsidies aan Cuba stopzette, had dit een enorme impact op de Cubaanse economie. Jarenlang kromp de economie gigantisch.
Op het dieptepunt van de economie werden er een aantal wijzigingen doorgevoerd, waardoor de economie stabiliseerde en zelfs begon te stijgen. Steeds meer Cubanen hadden werk, werden betaald en konden in beperkte mate zelfs een onderneming beginnen. Een van de eerste vrije vormen van ondernemerschap waren de casas particulares. Mensen die in hun eigen woning toeristen en reizigers mochten laten overnachten tegen betaling. Het vrije ondernemerschap was voornamelijk gericht op de toeristische sector. Hotels (merendeel nog steeds van de staat) en restaurants (paladers). In 1981 werkten nog ruim 91% van de Cubanen in de publieke (overheid) sector. In 2000 is dit aandeel flink gedaald naar 76%, terwijl 23% in de private sector werkt.
Economie onder Raúl Castro
In 2008 nam Raúl het over van zijn broer Fidel. Raúl Castro voerde vrijwel meteen een aantal wijzigingen door in het economische beleid van Cuba. Hierbij wordt nog steeds veel gekeken naar de werkwijze van de Chinezen. Het verbod op mobiele telefoons verdween, Cubanen kunnen ‘luxe’ goederen kopen, zoals computers en kregen steeds meer toegang tot de aanwezige voorzieningen die daarvoor slechts voorbehouden waren aan de toeristen.
Cuba heeft ondertussen goede economische betrekkingen met landen uit Zuid-Amerika, Europa en Azië. Venezuela en China zijn de belangrijkste handelspartners en financieren veel ontwikkelingen op Cuba. De economie draait nu voornamelijk op grondstoffen, zoals nikkel en kobalt en landbouwproducten, waarvan suiker nog steeds de belangrijkste is. De belangrijkste bron van inkomsten voor de Cuba zijn de toeristen. Op een goede tweede plaats staan de inkomsten van gelden die door Cubanen in het buitenland naar Cuba worden gestuurd.
Zie ook:
- Economische ontwikkeling: toename productie bio-energie
- Economische ontwikkeling: bouw grootste haven van de Caribe