Eindelijk is het dan zo ver. De presidenten van de Verenigde Staten en Cuba hebben elkaar eindelijk, na 56 jaar, weer eens de hand geschud. In december spraken beiden landen uit dat ze de onderlinge relatie met elkaar willen verbeteren. Sindsdien hebben Barack Obama en Raúl Castro elkaar alleen nog telefonisch gesproken. Tijdens de top van Amerikaanse landen in Panama kwam het dan eindelijk tot een fysieke ontmoeting. Ook de ministers van buitenlandse zaken van beiden landen, Bruno Rodriquez en John Kerry spraken elkaar op de top in Panama.
Redenen om de relatie te verbeteren
Voor de Verenigde Staten is er nogal wat aan gelegen om de relatie tussen beiden landen te verbeteren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verslechterde relatie van de Verenigde Staten met Venezuela, waar Cuba nauwe banden mee onderhoudt. Ook het toenemende economische belang van Cuba speelt een rol. Zo wordt er door andere landen, ondanks het embargo van de VS tegen Cuba, steeds meer geïnvesteerd in Cuba. Onlangs werd onder andere aangekondigd dat Brazilië gaat investeren in en meewerken aan een nieuwe grote haven vlakbij Havana. Cuba zou hiermee een belangrijke handelspositie bemachtigen in de Cariben. Amerikaanse bedrijven werd vooralsnog verboden zaken te doen in en met Cuba. Hierdoor lopen zij veel potentiële omzet en groei mis. Omzet die nu naar andere, wel investerende landen, gaat. Tenslotte is er ook steeds meer druk vanuit de internationale gemeenschap en politiek op de VS om het embargo op te heffen. Elk jaar brengt Cuba het opheffen van het embargo in bij de jaarlijkse stemming van de VN en al jaren zijn de Verenigde Staten de enigen die dit met een veto tegenhouden. Cuba heeft zelf natuurlijk ook profijt van het opheffen of het versoepelen van het embargo. Het embargo zorgt namelijk voor een economisch isolement, waardoor de Cubaanse economie al vele jaren nauwelijks groeit. De schade van het embargo op de Cubaanse economie werd eerder al berekend op ruim een biljoen dollar.